Pas eergisteren vernam ik hoe, ondanks het fiasco van de Covid-19 (C-19) kindervaccinatie, de media (Zie De Standaard van 2 maart 2022: https://m.standaard.be/cnt/dmf20220301_98486145) toch nog durven te beweren dat gevaccineerde kinderen minder risico lopen op hospitalisatie dan niet-gevaccineerde kinderen en daarmee de indruk wekken als zou het vaccin ook kinderen beter beschermen tegen een ernstige vorm van C-19 ziekte. Ondanks de ondertussen voor alle leeftijdsgroepen gerapporteerde negatieve vaccinefficiëntie voor wat betreft het aantal gevallen van Sars-CoV-2 (SC-2) infectie en het feit dat ondertussen volgens het meest recente rapport van UKHSA (UK Health Security Agency) het overgrote deel van sterftegevallen bij gevaccineerden te betreuren valt, meent men blijkbaar op die manier toch nog een voordeel van de vaccinatie aan de bevolking te kunnen voorschotelen, en dan nog wel voor kinderen! Maar zelfs deze krampachtige poging berust louter en alleen op interferentie door ongecontroleerde variabelen die de statistische analyse verstoren en zodoende de conclusie invalideren.
Om dit te begrijpen, dient men zich te realiseren dat het gros van de gevaccineerde en niet-gevaccineerde bevolking (inclusief kinderen) respectievelijk geïmmuniseerd wordt door 2 verschillende vaccins. Voor de ‘gevaccineerde’ bevolking is dat één van de C-19 vaccins, waarbij het circulerende Omicron virus fungeert als een natuurlijke booster, terwijl in de ‘niet-gevaccineerde’ bevolking Omicron fungeert als een levend verzwakt vaccin. Uit decennia-lange ervaring met onze traditionele kindervaccins (b.v. mazelen, bof, rodehond, orale poliovaccin, etc. …) hebben we geleerd dat levend verzwakte vaccins slechts aan volledig gezonde kinderen kunnen worden toegediend. Bij individuen met een verzwakt immuunsysteem (b.v. ouderlingen, mensen met onderliggende ziekten of onderhevig aan andere immuunsupprimerende facoren) kan een levend verzwakt virus zelfs uitgerekend de ziekte, tegen dewelke gevaccineerd wordt, uitlokken. Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat ‘niet-gevaccineerde’ kinderen die met een positieve C-19 diagnose in het ziekenhuis belanden (groep a in fig. 1) precies diegenen zijn waarvan het aangeboren immuunsysteem om één of andere reden verzwakt is. Het relatieve aandeel van ‘niet-gevaccineerde’ kinderen die met een SC-2 positieve test in het ziekenhuis wordt opgenomen (t.t.z. a/x) is daarom waarschijnlijk duidelijk hoger dan het relatieve aandeel van ‘niet-gevaccineerde’ kinderen dat positief test op SC-2 maar niet dient te worden gehospitaliseerd (t.t.z. c/y), temeer daar laatstgenoemden aan het ‘levend verzwakte Omicron vaccin’ worden blootgesteld en daardoor een nog betere aangeboren immuniteit opbouwen, die de infectie vroegtijdig elimineert, daardoor in die bevolkingsgroep tot een overwegend negatief testresultaat leidt en bescherming biedt t.o.v. symptomatische infectie (en dus bijgevolg ook t.o.v. ernstige C-19 ziekte en hospitalisatie!). Deze groep (c+d) maakt het overgrote deel uit van de niet-gevaccineerde kinderbevolking.
Het percentage van kinderen die in de totale ‘niet-gevaccineerde’ bevolking positief zou testen op SC-2 (t.t.z. a+c/x+y) wordt dus hoogst waarschijnlijk duidelijk overschat wanneer het berekend wordt op basis van het relatieve aandeel van ‘niet-gevaccineerde’ kinderen die positief testen en in het ziekenhuis worden opgenomen (t.t.z., a/x). Het is daarom belangrijk om het percentage van de ‘niet-gevaccineerde’ gehospitaliseerde kinderen die positief testen op SC-2 te toetsen aan het percentage van de ‘niet-gevaccineerde’ kinderen die positief testen maar niet in het ziekenhuis te dienen worden opgenomen (t.t.z. vergelijk a/x met c/y).
Een gelijkaardige redenering geldt voor ‘gevaccineerde’ kinderen die gehospitaliseerd worden. Omwille van de gerapporteerde nevenwerkingen van de C-19 vaccins, o.a. ook bij kinderen, kan niet worden uitgesloten dat het relatieve aandeel van gevaccineerde kinderen die nu in het hospitaal belanden met een negatieve SC-2 test (f/x’ in fig. 1) groter is dan het relatieve aandeel van de gevaccineerde kinderen die negatief testen in de niet-gehospitaliseerde populatie (h/y’). Vermits het percentage ‘gevaccineerde’ kinderen nog steeds duidelijk lager ligt dan dat van de ‘niet-gevaccineerde’ kinderen kan zeker niet worden uitgesloten dat ‘gevaccineerde’ kinderen die met een negatieve SC-2 diagnose in het ziekenhuis belanden (t.t.z., groep f) precies diegenen zijn die t.g.v. de vaccinatie ernstige nevenwerkingen vertoonden. Het relatieve aandeel van ‘gevaccineerde’ kinderen die in het ziekenhuis worden opgenomen zonder positief te testen voor SC-2 (t.t.z., f/x’) is daarom waarschijnlijk duidelijk hoger dan het relatieve aandeel van ‘gevaccineerde’ kinderen dat negatief test voor SC-2 en niet dient te worden gehospitaliseerd (t.t.z. h/y’), temeer daar de aangeboren immuniteit van laatsgenoemden t.g.v. van de resistentie van Omicron t.o.v. de vaccinale antistoffen nog maar weinig onderdrukt wordt en zij bijgevolg opnieuw voldoende bescherming biedt om te vermijden dat deze kinderen dienen te worden gehospitaliseerd terwijl zij hoogst waarschijnlijk wel regelmatig seroconverteren t.o.v. SC-2 (1)als gevolg van het doormaken van een symptomatische SC-2 doorbraakinfectie (‘breakthrough infection’). Deze groep (g+h) maakt het overgrote deel uit van de ‘gevaccineerde’ kinderbevolking. Het percentage van kinderen die in de totale ‘gevaccineerde’ bevolking positief zou testen op SC-2 wordt dus hoogst waarschijnlijk duidelijk onderschat wanneer het berekend wordt op basis van het relatieve aandeel van ‘gevaccineerde’ kinderen die positief testen en in het ziekenhuis worden opgenomen (t.t.z., e/x’). Het is dus belangrijk om het percentage van de ‘gevaccineerde’ gehospitaliseerde kinderen die positief testen op SC-2 te toetsen aan het percentage van de ‘gevaccineerde’ kinderen die positief testen zonder in het ziekenhuis te dienen worden opgenomen (t.t.z. vergelijk e/x’ met g/y’).
Er bestaat dus m.a.w. een reëel gevaar dat de verhouding tussen de ‘niet-gevaccineerde’ en ‘gevaccineerde’ fractie van SC-2-positieve kinderen die in het ziekenhuis worden opgenomen (t.t.z. a/x versus e/x’) geenszins representatief is voor de verhouding tussen de ‘niet-gevaccineerde’ en ‘gevaccineerde’ fractie van SC-2 positieve kinderen in het overgrote deel van de kinderbevolking, namelijk dat deel van de kinderbevolking dat niet dient te worden gehospitaliseerd (t.t.z. c/y versus g/y’). De in figuur 2 weergegeven verhoudingen schetsen een situatie waarbij het relatieve aandeel van met Covid-19 gehospitaliseerde gevallen bij ‘niet-gevaccineerde’ kinderen (a/x) groter is dan dat bij gevaccineerde kinderen (e/x’) terwijl dit net omgekeerd is in de niet-gehospitaliseerde kinderpopulatie (t.t.z., c/y < g/y’).
Conclusie: Zolang we niet over de percentages van SC-2-positieve kinderen beschikken in de niet-gehospitaliseerde ‘gevaccineerde’ en ‘niet-gevaccineerde’ kinderpopulaties (t.t.z., c/y en g/y’) is het onredelijk om de verhouding tussen het relatieve aandeel van met C-19 gediagnosticeerde ‘niet-gevaccineerde’ ziekenhuispatiënten en dat van met C-19 gediagnosticeerde ‘gevaccineerde’ ziekenhuispatiënten als maatstaf te gebruiken voor de graad van bescherming die zogezegd door het vaccin aan de bevolking zou worden verleend t.o.v. ernstige ziekte en ziekenhuisopname. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is er echter geen reden om aan te nemen dat de voornoemde verhoudingen met elkaar zouden overeenstemmen (t.t.z., a/x = c/y en e/x’ = g/y’). Deze conclusie is trouwens ook van toepassing op alle andere leeftijdsgroepen. Hieraan dient bovendien te worden toegevoegd dat bescherming tegen ernstige ziekte niet eens deel uitmaakte van de gerandomiseerde placebo-gecontroleerde klinische studies die de vaccinproducenten doorvoerden om de werkzaamheid van het vaccin te onderzoeken en waarvan kinderen zelfs niet eens deel uitmaakten. Het zogezegde bewijs van bescherming door het vaccin t.o.v. ernstige ziekte is dus gebaseerd op observationele studies. Het is echter algemeen bekend dat dergelijke studies slechts weinig bewijskracht hebben, zeker wanneer zij plaatsvinden in een complexe en dynamische context (zoals die van een pandemie) en bijgevolg blootgesteld zijn aan interferenties veroorzaakt door ongecontroleerde variabelen die – zoals in deze bijdrage verduidelijkt – de conclusies van de statistische analyse fundamenteel in vraag stellen of zelfs invalideren.
References:
Geert Vanden Bossche received his DVM from the University of Ghent, Belgium, and his PhD degree in Virology from the University of Hohenheim, Germany. He held adjunct faculty appointments at universities in Belgium and Germany. After his career in Academia, Geert joined several vaccine companies (GSK Biologicals, Novartis Vaccines, Solvay Biologicals) to serve various roles in vaccine R&D as well as in late vaccine development.
Geert then moved on to join the Bill & Melinda Gates Foundation’s Global Health Discovery team in Seattle (USA) as Senior Program Officer; he then worked with the Global Alliance for Vaccines and Immunization (GAVI) in Geneva as Senior Ebola Program Manager. At GAVI he tracked efforts to develop an Ebola vaccine. He also represented GAVI in fora with other partners, including WHO, to review progress on the fight against Ebola and to build plans for global pandemic preparedness.
Back in 2015, Geert scrutinized and questioned the safety of the Ebola vaccine that was used in ring vaccination trials conducted by WHO in Guinea. His critical scientific analysis and report on the data published by WHO in the Lancet in 2015 was sent to all international health and regulatory authorities involved in the Ebola vaccination program. After working for GAVI, Geert joined the German Center for Infection Research in Cologne as Head of the Vaccine Development Office. He is at present primarily serving as a Biotech / Vaccine consultant while also conducting his own research on Natural Killer cell-based vaccines.
Email: info@voiceforscienceandsolidarity.org